Visceraal vet is het vet in en tussen je organen. Het is dieper gelegen dan het ‘normale’ onderhuidse vet. Wanneer je het lichaamsvet rondom het middel meet, meet je in feite visceraal vet. Je hebt een beetje visceraal vet nodig, maar een hoog gehalte aan visceraal vet kan voor ernstige gezondheidsproblemen zorgen. Visceraal zit rondom belangrijke organen als de lever, alvleesklier en nieren en dient daar als bescherming. Het functioneert als een soort schokdemper die ervoor zorgt dat de organen elkaar niet raken. Een teveel aan visceraal vet kan tot ontsteking en hoge bloeddruk leiden, waardoor de kans op gezondheidsproblemen toeneemt.
Ook dunne mensen met een platte buik kunnen een te hoog visceraal vetgehalte hebben. Dit zijn de zogenaamde TOFI’s; Thin on the Outside, Fat on the Inside.
De gezondheidsrisico’s van visceraal vet
Insulineresistentie
Eén van de factoren die sterk samenhangt met visceraal vet is insulineresistentie. Insuline is het hormoon dat ervoor zorgt dat de suikers vanuit je bloed naar je cellen worden vervoerd, om daar als brandstof te dienen. Insulineresistentie betekent dat je cellen ongevoelig zijn geworden voor insuline. De suiker blijft dan in je bloedbaan zitten en dit is op lange termijn schadelijk voor je gezondheid. Je lichaam gaat als reactie meer insuline aanmaken om zo toch de suiker uit je bloed naar je cellen te kunnen vervoeren. Meer insuline werkt meer vetopslag in de hand.
Insulineresistentie ontstaat daarnaast ook door een overmatige opslag van vet. Wanneer de vetcellen onder je huid gevuld zijn met vet begint je lichaam het overmatige vet ook op andere plekken op te slaan. Ook in je buikholte, tussen je organen als visceraal vet. Ook stress kan via cortisol de veroorzaker zijn van een verhoogde opslag van visceraal vet. Visceraal vet geeft hormoonachtige stoffen af die het stofwisselingsprobleem insulineresistentie veroorzaken.
Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel: de chronische overproductie van hormonen zorgt voor meer insulineresistentie, wat weer zorgt voor meer buikvet, waardoor nog meer hormonen geproduceerd worden enzovoorts.
Symptomen insulineresistentie
De duidelijkste aanwijzing voor insulineresistentie is overgewicht in combinatie met een grote buikomvang. Als de middelomtrek meer dan 85% van de heupomtrek is, dan is de kans groot dat iemand aan insulineresistentie lijdt. Andere aanwijzingen zijn vermoeidheid, emotionele instabiliteit, chronische infecties, schimmels, longproblemen, allergische reacties en onvruchtbaarheid.
Daarnaast lijden mensen met insulineresistentie vaak aan een verhoogde bloeddruk, verhoogd cholesterolgehalte, slaapapneu, artritis en jicht. Uiteindelijk leidt insulineresistentie tot diabetes type 2.
Sommige professionele weegschalen geven de middel-heupratio weer. Bij een score boven de 85 bij vrouwen en boven de 100 bij mannen is de kans op insulineresistentie verhoogd. Je kunt de middel-heupratio ook zelf berekenen.
Hoe bereken je de middel-heup-ratio?
Hiervoor heb je een meetlint en een rekenmachine nodig.
- Middelomtrek berekenen: ga rechtop staan en adem uit. Meet met het meetlint de omtrek bij het smalste gedeelte van je middel, net boven de navel.
- Heupomtrek berekenen: meet de omtrek rond het breedste gedeelte van je heupen/billen.
- Bereken je middel-heup-ratio door je middelomtrek te delen door je heupomtrek.
Hoge bloeddruk
De bloeddruk is de kracht waarmee je hart het bloed rondpompt in je lichaam. Als de bloeddruk te hoog is dan is deze kracht zo sterk dat de vaatwanden van de bloedvaten kunnen beschadigen. De medische term voor hoge bloeddruk is hypertensie.
De relatie tussen visceraal vet en hypertensie kan deels verklaard worden door insulineresistentie. Meer insuline in het bloed zorgt voor een hogere bloeddruk. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de ontstekingsstoffen die worden afgescheiden door de viscerale vetcellen ook betrokken zijn bij de ontwikkeling van hoge bloeddruk. (1)
Gevolgen hoge bloeddruk
Een te hoge bloeddruk vergroot de kans op hart- en vaatziektes. Je kan er een hartinfarct, beroerte en hartfalen door krijgen. Ook andere organen zoals je nieren en je ogen kunnen beschadigen door de aanhoudende hoge druk.
Laaggradige ontstekingen
Wanneer je te veel en te vaak eet dan kan je lichaam de suikers en vetten niet meer kwijt in de vetcellen omdat deze al verzadigd zijn. Deze suiker- en vetmoleculen blijven dan rondzwerven en worden door je lichaam gezien als indringers. Zodra je immuunsysteem een indringer detecteert gaat het ervan uit dat dit een ziekteverwekker is die aangevallen moet worden. Als dit veelvuldig gebeurt zoals bij te veel en te vaak eten dan is je immuunsysteem continu actief. Een immuunsysteem kan niet continu op volle kracht werken, dat kost te veel energie. Het is gemaakt om af en toe een keer flink koorts te krijgen en zo de ziekteverwekker zoals een virus of bacterie onschadelijk te maken.
Als het dan toch continu actief moet zijn, dan is de overlevingsstrategie om dit op een laag pitje te doen. Je krijgt geen hete ontsteking (koorts), maar een chronische koude ofwel laaggradige ontsteking. De Engelse term hiervoor is Low Grade Inflammation.
Inflammatie betekent ontsteking. Zoals op de afbeelding zichtbaar is produceert gezond vetweefsel anti-inflammatoire stofjes. Terwijl obees vetweefsel pro-inflammatoire stofjes produceert.
Symptomen laaggradige ontstekingen
Meestal zijn de vroege symptomen vage klachten die samenhangen met de opgetreden insulineresistentie en die door veel artsen niet op de juiste manier geïnterpreteerd worden. Naast moeheid komen de volgende klachten veel voor:
- Veranderde lichaamssamenstelling (spiermassa daalt en vetmassa stijgt)
- Spijsverteringsstoornissen (gebrek aan energie spijsverteringsstelsel)
- Weinig zin om te bewegen (gebrek aan energie spieren)
- Weinig zin in sociaal contact (gebrek aan energie hersenen)
- Verlaagd libido (gebrek aan energie voortplantingssysteem)
- Verhoogde pijngevoeligheid (lokaal energietekort)
Het kan op de lange termijn klachten teweegbrengen zoals vermoeidheid, stemmingswisselingen, moeite met afvallen en slaapproblemen. Uiteindelijk kan het zelfs leiden tot welvaartsziekten zoals MS, Crohn, Colitis Ulcerosa, diabetes 2, Alzheimer, Parkinson, depressie, reumatoïde artritis, hooikoorts, astma, COPD, botontkalking, aderverkalking, hoge bloeddruk, beroerte en hartfalen.
Metabool syndroom
Metabool syndroom geeft aan dat de stofwisseling in het lichaam ernstig verstoord is. Het metabool syndroom is niet één ziekte, maar een cluster van aandoeningen die aan de basis ligt van veel welvaartsziektes. Een verhoogd visceraal vetgehalte is één van die aandoeningen, dit wordt bepaald aan de hand van de buikomtrek. Wanneer er sprake is van minimaal 3 van de volgende aandoeningen dan wordt officieel de diagnose metabool syndroom gesteld:
Te hoog visceraal vetgehalte (buikomtrek > 94 cm mannen en > 80 cm vrouwen)
- Overgewicht (BMI > 25)
- Verstoorde waardes van bloedvetten (cholesterol en triglyceriden)
- Te hoge nuchtere bloedsuikerwaardes
- Te hoge bloeddruk
Vetweefsel en hormonen
Vetweefsel is net als spierweefsel een endocrien orgaan, dat wil zeggen dat deze weefsels hormonen produceren. Vooral visceraal vet is metabolisch actief en scheidt veel hormonen uit die de vetstofwisseling beïnvloeden. Een te hoog visceraal vetgehalte zorgt voor een hormoonaanmaak die de vetverbranding verstoort en die een vicieuze cirkel kan veroorzaken waardoor je steeds meer vet gaat opslaan.
Hormonen die door spierweefsel geproduceerd worden noemen we myokines, hormonen die door vetweefsel geproduceerd worden noemen we adipokines. Deze hormonen spelen een belangrijke rol bij de energievoorziening van het lichaam. De bekendste adipokines zijn leptine en adiponectine.
Leptine wordt geproduceerd als de vetcel vol genoeg zit en geeft het signaal aan de hersenen door dat er voldoende energie is. Hierdoor stopt het hongergevoel. Adiponectine is een minder bekend hormoon dat ook het lichaamsvet reguleert. Visceraal vet werkt adiponectine tegen waardoor het lichaam nog meer vet gaat produceren.
De adiponectine/leptine ratio is een belangrijker marker voor de mate van dysfunctie van het viscerale vetweefsel. De productie van adiponectine verlaagt als de hoeveelheid vetweefsel stijgt, dit zorgt voor een verlaagde circulerende concentratie. Tegelijkertijd stijgt de leptine productie dat zorgt voor een toename van de leptineconcentratie in het bloed. (2)
In eerste instantie is er dan sprake van hyperleptinemie (verhoogde leptine waardes). Uiteindelijk worden de cellen steeds ongevoeliger voor leptine en ontstaat leptineresistentie. Dit maakt afvallen zo goed als onmogelijk.
Wat kun je er tegen doen?
Om ervoor te zorgen dat je viscerale vet binnen de gezonde waardes valt kun je een aantal dingen doen. Ze hebben allemaal te maken te maken met een gezonde leefstijl.
Eet pure en onbewerkte voeding
Ten eerste is het belangrijk om te zorgen voor gezonde voeding met een hoog voedingsstoffengehalte en zo min mogelijk toevoegingen. Dit doe je door levensmiddelen met een hoge voedingswaarde te kiezen die zo onbewerkt mogelijk zijn.
Eet niet te vaak en te veel
Eet niet te veel en niet te vaak, eventueel gecombineerd met een vorm van Intermittent Fasting. Neem bijvoorbeeld je fruit niet als tussendoortje maar gelijk voor of na je maaltijd. Op deze manier kun je het aantal eetmomenten al makkelijk terugbrengen van vijf naar drie. Door deze manier van eten ga je behalve overgewicht ook insulineresistentie en laaggradige ontstekingen tegen. Als je viscerale vetgehalte al te hoog is en afvallen daardoor bemoeilijkt is dan werkt deze methode ook om hier verbetering in te brengen.
Beweeg
Vooral cardiotraining helpt goed om het viscerale vetgehalte te verlagen. Wandelen, fietsen, skaten, zwemmen of dansen, het maakt niet uit wat je kiest zolang je maar lekker in beweging bent!
Bronnen
- Koh H, Hayashi T, Sato KK, Harita N, Maeda I, Nishizawa Y, Endo G, Fujimoto WY, Boyko EJ, Hikita Y. Visceral adiposity, not abdominal subcutaneous fat area, is associated with high blood pressure in Japanese men: the Ohtori study. Hypertens Res. 2011 May;34(5):565-72. doi: 10.1038/hr.2010.271. Epub 2011 Jan 13. PMID: 21228782.
- Adiponectin-leptin ratio: A promising index to estimate adipose tissue dysfunction. Relation with obesity-associated cardiometabolic risk Gema Frühbeck, Victoria Catalán http://orcid.org/0000-0002-7513-7509, Amaia Rodríguez & Javier Gómez-Ambrosi